Definities
Grootboek
is de registratie in Debet- en Creditboekingen uit alle dagboeken op volgorde van categorie en binnen die categorie op volgorde van tijd.
Debet
in het grootboek staat de wijze waarop vermogen aanwezig is en/of besteed werd.
Credit
staat de herkomst van het vermogen en de wijze waarop zij verkregen werd.
Een grootboekrekening
is de weergave van alle Debet en Creditboekingen van een specifieke categorie in twee kolommen: de linkerkolom bevat de debetboekingen en de rechterkolom bevat de creditboekingen.
REGELS VOOR HET BOEKEN IN HET GROOTBOEK
De verandering van een financieel feit heeft altijd twee kanten: Enerzijds heb je iets verdiend of verloren, anderzijds ben je rijker geworden, of juist armer. Ook kan het zijn dat je minder bezit van het ene en daartegenover meer van het andere. Om dit te volgen wordt van elke financiële gebeurtenis een journaalpost gemaakt. Hierbij worden één of meerdere grootboekrekeningen gedebiteerd en tegelijkertijd één of meerdere grootboekrekeningen gecrediteerd. Het totaal aan debiteringen moet daarbij gelijk zijn aan het totaal van crediteringen. Het grootboek is dus altijd in evenwicht, d.w.z. het totaal aan de debetzijde is noodzakelijkerwijze gelijk aan het totaal aan de creditkant.
Anders uitgelegd:
Het geld dat je ergens voor gebruikt, heb je ergens vandaan gehaald. De categorieën waarvoor je het hebt gebruikt, boek je debet, die waar je het vandaan hebt gehaald, boek je credit. Aangezien het hier steeds hetzelfde geld betreft, betekent een volledige verantwoording dat debet en credit gelijk moeten zijn.
Het volgende schema geeft aan wanneer er iets debet of credit geboekt moet worden:
Transactie betreft o.a. | Debet boeken als: | Credit boeken als: |
1. Een recht of bezit | het recht of bezit toeneemt | het recht of bezit afneemt |
2. in- of verkoop | het een kostenpost is | het een opbrengst is |
3. Een verplichting | verplichting afneemt | verplichting toeneemt |
4. Waardeverandering | de ‘afschrijving’ | de ‘bijschrijving’ |
Voorbeelden:
1. Wij storten € 1.000,– uit onze kas op de giro
Onze kas (een bezit) wordt minder, dus moet de rekening ‘kas’ worden gecrediteerd, De giro (ook een bezit) wordt meer, dus moet de rekening ‘giro’ worden gedebiteerd.
journaalpost:
Rekening
Omschrijving
Debet
Credit
Giro
111
Van kas naar giro
1000,00
Aan kas
100
Van kas naar giro
1000,00
2. Wij betalen per kas een schuld van € 2.000,– aan één van onze leveranciers (een crediteur).
Onze schuld (een verplichting) neemt af, dus moet de rekening ‘crediteuren’ worden gedebiteerd; onze kas (een bezit) neemt ook af, dus moet de rekening ‘kas’ worden gecrediteerd.
journaalpost:
Rekening
Omschrijving
Debet
Credit
Crediteuren
140
naam crediteur, boekstuknr.
2000,00
Aan kas
100
naam crediteur, boekstuknr.
2000,00
3. Wij ontvangen een factuur groot € 500,– voor reparatie en onderhoud van machines.
Wij hebben een schuld gekregen bij een crediteur (verplichting), dus moet de rekening ‘crediteuren’ worden gecrediteerd; de crediteur brengt ons kosten in rekening (dienst),
dus moet de rekening ‘onderhoud’ worden gedebiteerd.
journaalpost:
Rekening
Omschrijving
Debet
Credit
Onderhoud
442
naam crediteur, oh machine
500,00
Aan crediteuren
140
naam crediteur, oh machine
500,00
4. Wij hebben onze auto, gebruiksduur 4 jaar, één jaar gebruikt.
De waarde is dus met een kwart, € 7,000,–, afgenomen.
Onze auto (een bezit) is minder waard geworden, dus moet de rekening ‘auto’s’ worden gecrediteerd. Er is een waardeafname (waardeverandering), dus moet de rekening ‘afschrijvingen’ worden gedebiteerd.
journaalpost:
Rekening
Omschrijving
Debet
Credit
Afschrijvingen
473
afschrijving auto
7000,00
Auto’s
013
afschrijving auto
7000,00